Participate!
Menu

Meer dan het woord 'autisme'

Geen twee mensen zijn gelijk. Ook zo voor personen met autisme, ieder mens met autisme is anders en uniek. Iedereen heeft wel eens gehoord van autisme, maar niet iedereen heeft daarover dezelfde ideeën. Ideeën die misschien niet van toepassing zijn op jouw kind. Alleen maar zeggen dat je kind autisme heeft, zal daarom onvoldoende zijn. De informatie die u geeft is best zo specifiek en zo concreet mogelijk. Een verhaal met voorbeelden wordt doorgaans beter begrepen en heeft het voordeel dat het voor de ander herkenbaar is. Concrete informatie hoe uw kind kan geholpen worden in specifieke situaties helpt de omgeving om gepaste ondersteuning te bieden waar nodig. FOTO : Cedric Kilian Liam / Arthur Probeer anderen te informeren zodat ze kunnen anticiperen op eventuele problemen zodat deze voorkomen kunnen worden. Als de babysit bijvoorbeeld weet dat uw kind niet graag aangeraakt wordt, kan heel wat narigheid voorkomen worden. U zal natuurlijk niet alle problemen kunnen voorkomen, maar het geeft wel de mogelijkheid om er open over te praten en om gezamenlijk naar oplossingen te zoeken. Uw verhaal mag zich ook niet beperken tot moeilijkheden of beperkingen. Geef ook zicht op de interesses van uw kind, zijn talenten en zijn mogelijkheden.

Nuttige informatie geeft ondermeer antwoord op volgende vragen:

  • Wie is mijn kind?
  • Wat zijn de sterke kanten van mijn kind?
  • Hoe communiceert mijn kind?
  • Hoe communiceer je best met mijn kind?
  • Hoe neem je contact met mijn kind?
  • Bij welke activiteiten heeft mijn kind ondersteuning nodig?
  • Welke ondersteuning of hulp heeft mijn kind nodig?
  • Wat kan best gedaan of vermeden worden om problemen te voorkomen?
  • Hoe wordt best gereageerd bij problemen?

U kan ‘De Wegwijzer’ gebruiken, een instrument om informatie over uw kind te bundelen en door te geven aan derden.

Zij vertellen …

Zoals waarschijnlijk vele ouders vraag je je af of je er goed aan doet om aan je omgeving te vertellen wat je kind heeft. Lang hebben wij daar niet over getwijfeld. Men zou zich toch ongetwijfeld vragen stellen bij het gedrag, de houding, het zijn van Milan. We wilden roddels en vooroordelen een stapje voor zijn, we wilden Milan op die manier een stukje beschermen.
De ouders van Milan

Door informatie te geven gaat de omgeving meer rekening houden met hem. Je mag niet verwachten dat mensen dit kunnen zonder die uitleg. Wijzelf deden er jaren over om een aantal inzichten te ordenen en we leren nog dagelijks bij.
Mama van Elias in ‘Leven als(g)een ander’

Met een oproep in een school voor opvoeders zocht ik mensen die af en toe iets met Jonathan zouden willen doen. Het is Korneel geworden. Ik stelde een map samen ‘Ik ben ik’. Daarin vond Korneel de informatie die hij nodig had om op een prettige manier een dag met Jonathan door te brengen. Het ging over zijn hobby’s, zijn eetgewoonten, zijn favoriete televisieprogramma’s, aandachtspunten in de badkamer en tips om met hem om te gaan.
Mama van Jonathan in ‘Leven als (g)een ander’

Het tweede leerjaar is een dankbare leeftijd om kinderen ervan bewust te maken dat iedereen verschillend is, omdat deze leerlingen zo open zijn en veel vragen stellen over het ongewone gedrag van hun klasgenootjes met een ondersteuningsnood. Tijdens het dagelijkse klasgesprek probeer ik antwoord te geven op hun vragen. Ik benadruk dat iedereen zijn moeilijkheden heeft, maar ook zijn specialiteiten. Na een viertal maanden kwamen mijn leerlingen op voor hun bijzondere klasgenootjes. Meer zelfs, ze probeerden nare situaties te voorkomen of ze gingen aan derden uitleggen waarom deze kinderen zus of zo deden.
Juf Els in ‘Leven als (g)een ander’

De meeste ondersteuning krijg ik van de ouders zelf. Het doet me deugd te horen dat het met hun bijzonder kind goed gaat op school, dat het graag komt. Het is belangrijk dat ouders meewerken, meedenken. Ze mogen niet veronderstellen dat ze een last zijn. Ik probeer tijd te maken voor hen, want ze kunnen zoveel informatie geven.
Juf Els in ‘Leven als (g)een ander’