Participate!
Menu

De sociale taalvaardigheid bevorderen

Een vraag stellen, over een onderwerp praten, een gesprek voeren, commentaar geven, gevoelens uiten... Dat ligt allemaal erg moeilijk voor mensen met autisme. We geven enkele tips die kunnen helpen.

Leren luisteren
Je kan taalvaardig zijn, maar moeite hebben om te luisteren. Om een dialoog te kunnen voeren, heb je regels nodig. Zo moet je beginnen met je gesprekspartner bij zijn voornaam te noemen. Je moet ervoor zorgen dat er in de omgeving niet te veel lawaai of drukte is. Tijdens het gesprek moet je checken of de ander je wel goed begrepen heeft.

Het instructieboekje hieronder visualiseert de regels die je bij een gesprek in acht moet nemen.

Ik moet luisteren naar de persoon die tegen me spreekt.

Ik moet de persoon zijn zin laten afmaken.

Ik moet het tegen de persoon zeggen wanneer ik hem niet begrijp.


Een gesprek leren voeren
Wanneer je een gesprek voert, maak je contact met een ander en ga je een dialoog aan waarin de verstandhouding vaak van meer belang is dan wat er precies gezegd wordt. De term 'converseren' lijkt dus rijker aan betekenis dan 'communiceren'. Op een meer technisch niveau houdt converseren bovendien in dat de gesprekspartners om de beurt het woord nemen. Indien uw kind praat, is het belangrijk om het ook te leren converseren.

Hieronder beschrijven we een strategie om een kind het initiatief te leren nemen om een gesprek te beginnen en daarbij het principe van woord en wederwoord te respecteren. Als visuele ondersteuning gebruiken we een gespreksboekje.

Ook voor deze oefening hebt u er alle belang bij te vertrekken van de interesses van uw kind. Het zal meer gemotiveerd zijn om te praten als het er plezier aan beleeft...
Vertrek dus van een onderwerp dat uw kind kent en dat hem interesseert.
Hebt u het onderwerp van gesprek bepaald, zoek dan vijf à zes afbeeldingen die rechtstreeks verband houden met het gekozen thema: foto's, tekeningen, uitgeknipte beelden, enz.

Hoe maakt u een bruikbaar gespreksboekje?

  • Aantrekkelijk: kleef de beelden bijvoorbeeld op gekleurde bladen.
  • Motiverend: kies afbeeldingen die bij uw kind in de smaak vallen (foto's bijvoorbeeld).
  • Gebruiksvriendelijk: uw kind moet de bladzijden makkelijk kunnen omdraaien.
  • Stevig: u kan de bladen bijvoorbeeld plastificeren.
  • Afwisselend: u kan verschillende soorten beelden gebruiken.


Focus eerst en vooral op het beeld zelf. "Wat zie je op deze foto?"; "Welke kleur heeft de trein?"
Help uw kind daarna om het beeld los te laten en het denkkader te verruimen. "Waar ga je heen als je de trein neemt?"; "In welke stad woont oma?"

Het gespreksboekje gebruiken

  • Ga naast uw kind zitten. Zorg ervoor dat het boekje zo ligt dat het de beelden goed kan zien.
  • Laat uw kind het initiatief nemen om het gesprek te beginnen.
  • Doet het dat niet, stel dan een vraag.
  • Wacht op het antwoord.
  • Kijk of uw kind commentaar geeft.
  • Moedig het aan om verder te gaan: "Ga verder"; "Praat verder".
  • Geeft uw kind geen antwoord, stel dan opnieuw een vraag uitgaande van de beelden.
  • Geeft het nog altijd geen antwoord, antwoord dan zelf en ga over naar de volgende vraag.
  • Als dit goed werkt, kan u andere vragen stellen, andere beelden gebruiken en enkele elementen wijzigen om uw kind aan te zetten tot generaliseren.

Er zijn verschillende vaardigheden nodig om een gesprek te voeren (een gesprek beginnen, een onderwerp kiezen, de persoonlijke ruimte respecteren, de juiste lichaamstaal gebruiken, enz.). Deze vaardigheden kan je trainen aan de hand van diverse strategieën, zoals bijvoorbeeld imitatatie, video-analyse, een rollenspel, enz.

Met een vertelkaart kan Mateo tijdens een kringgesprek in de klas gemakkelijker over zijn vakantie vertellen.