Observeren en begrijpen

Vóór je aan veranderen denkt, moet je het gedrag van uw kind proberen te begrijpen. Dat is nodig om een goede strategie of aanpak te kunnen kiezen.
Om je daarbij te helpen, hebben we een lijst met vragen opgesteld. 

Sta stil bij iedere vraag en probeer uw antwoorden zo concreet mogelijk te formuleren. Met de observaties kunnen we verbanden ontdekken tussen de uitlokkende factoren en het gedrag. Ook kunnen we zicht krijgen op het verband tussen het gedrag en de gevolgen van het gedrag.

Situatie en tijdstip

  • In welke omgeving of situatie komt het gedrag het vaakst voor?
  • Bij wie komt het gedrag het vaakst voor?
  • Is er iets in de omgeving dat het gedrag uitlokt? Denk hierbij onder meer aan geluiden, geuren, gedrag van andere mensen, lichtinval, dieren, enz.
  • Houdt het gedrag verband met oponthoud of wachten?
  • Op welke tijdstip van de dag komt het gedrag het vaakst voor?
  • Wanneer komt het gedrag nooit voor?

Communicatie

  • Begrijpt je kind wat er tegen hem gezegd wordt?
  • Begrijpt je kind non-verbale signalen zoals gezichtsexpressies?
  • Kan je kind zijn wensen, vragen, frustraties, angsten, pijn, enz. voldoende verwoorden of verduidelijken?

Sociale situatie

  • Begrijpt je kind de sociale regels?
  • Doet je kind iets samen met anderen en hoe beïnvloedt dit zijn of haar gedrag?

Voorstellingsvermogen

  • Kan je kind zich iets verbeelden dat op het ogenblik zelf niet aanwezig is?
  • Kan je kind zelf oplossingen bedenken?
  • Kan je kind zich voorstellen wat er gaat gebeuren?

Begrijpen

  • Begrijpt je kind wat er gebeurt?
  • Begrijpt je kind de betekenis van wat er gebeurt?
  • Begrijpt je kind de volgorde van de gebeurtenissen?
  • Begrijpt je kind wat u van hem of haar verlangt?

Contextblindheid

  • Houdt je kind voldoende rekening met de context of de omstandigheden?
  • Weet je kind wat er verwacht wordt binnen de gegeven context?

Routines en veranderingen

  • Is er iets veranderd in de omgeving of bij jezelf (bijvoorbeeld een andere bril, een ander parfum)?
  • Is er een bepaalde routine of gewoonte doorbroken?
  • Vertoont je kind het gedrag om de controle over iets te behouden?
  • Is er een verband tussen het gedrag en een overgang van de ene activiteit naar de andere?

Zintuiglijke aspecten

  • Is er een verband tussen het gedrag en zintuiglijke aspecten (over- of ondergevoelig)?
  • Zijn er (te) veel of (te) weinig prikkels in de omgeving?

Speciale interesses of obsessies

  • Houdt het gedrag verband met overdreven of speciale interesses?

Emoties

  • Houdt het gedrag verband met angst of een stemming?
  • Heeft het temperament van je kind iets te maken met het gedrag?

Eisen en verwachtingen

  • Is er sprake van over- of onderbevraging?

Reacties

  • Hoe reageren anderen op het gedrag?
  • Wat is de invloed van de reacties op het gedrag?
  • Ziet je kind het verband tussen de reacties en zijn gedrag?

Voordelen

  • Levert het gedrag voordelen op voor je kind, jezelf, broers, zussen, enz.? Denk onder meer aan: iets verkrijgen, aan iets ontsnappen, de situatie beheersen, duidelijkheid zoeken, aandacht krijgen, enz.
  • Vermijdt je kind iets door het gedrag?

Medisch

  • Is er een medisch probleem (zoals tandpijn, oorpijn, sinusinfectie, verkoudheid, griep, allergie, uitslag, epilepsie, enz.)?
  • Zijn er slaapproblemen?