Participate!
Menu

Taal aanpassen

  Hoe het moet Hoe het niet moet
De richtlijnen moeten kort en precies zijn. "Kom Lola, we gaan eten" "Lola, 't is etenstijd liefje. Mama heeft je lievelingskostje klaargemaakt. Kom aan tafel, ja?"
Kies concrete en gewone woorden, gebruik woorden die binnen het begripsvermogen van uw kind liggen. "Open je yoghurtpotje" "Neem het lipje tussen duim en wijsvinger en trek de afsluitfolie eraf"
Vermijd beeldspraak "Je bent moe; we gaan slapen" "Je valt om van de slaap. We gaan naar je kamer. Het zandmannetje komt zo"
Gebruik de juiste chronologische volgorde "Poets eerst je tanden, daarna ga je naar bed" "Voor je naar bed gaat, moet je je tanden poetsen"
Indien u de instructie moet herhalen, doe dat dan in dezelfde woorden "Wat wil je drinken?"
"Wat wil je drinken?"
"Wat wil je drinken?"
"Heb je geen dorst?"
"Er is water, fruitsap en cola; wat wil je?"
Vermijd het om te praten of commentaar te geven tijdens de leermomenten "Maak de puzzel"; wijs naar de puzzelstukken indien uw kind ze niet neemt "Maak de puzzel; kom, wees nu eens lief; oh kijk, het regent"
  • Blijf met uw kind praten; zeg wanneer u hem een voorwerp toont het overeenkomstige woord luidop (bijvoorbeeld 'eten' wanneer u een bord toont om aan te geven dat het etenstijd is).
  • Houd het simpel wanneer u met uw kind praat. Het is belangrijk om uitspraken te vereenvoudigen, duidelijke richtlijnen te geven, langzaam te spreken en uw kind de tijd te laten om de informatie te verwerken (tot 5 seconden).
  • Zorg ervoor dat u vlakbij bij uw kind bent (niet in een andere kamer). Doe niets anders terwijl u iets aan uw kind uitlegt.
  • Plaats u op dezelfde hoogte als uw kind wanneer u met uw kind praat.

  • Onderstreep uw woorden met natuurlijke, concrete gebaren (steek uw hand uit om te zeggen "geef hier", wijs naar de stoel om te zeggen "ga zitten", enz.) en met een verhoogde intonatie. Zorg ervoor dat uw non-verbale boodschap overeenstemt met de verbale, zeg bijvoorbeeld niet "ik ben boos" terwijl u neutraal kijkt.
  • Gebruik positieve zinnen wanneer u een opdracht geeft; zeg niet aan uw kind wat het niet moet doen, maar wat u van hem verwacht.