Participate!
Menu

Gebrekkige centrale coherentie

Geïnspireerd door het werk van Frith werd vanaf de jaren '90 in toenemende mate melding gemaakt van centrale coherentieproblemen bij personen met autisme. Uitgangspunt is de stelling dat typisch ontwikkelende mensen een neiging hebben om stimuli op een globalistische wijze te interpreteren, rekening houdend met de context. Mensen met autisme hebben daarentegen meer de neiging om de wereld in fragmenten te ervaren. Ze gaan minder snel een samenhang zien of aanbrengen in wat ze waarnemen. Door een gebrekkige centrale coherentie wordt de wereld ervaren als een chaos. De persoon met autisme zoekt veiligheid in herhalende handelingen en gaat op zoek naar routines en structuren. Hij houdt zich vast aan het gekende en heeft weerstand tegen veranderingen. Hij heeft het ook moeilijk om iets wat geleerd is van de ene situatie naar de andere over te brengen.

De betekenis van ‘kantelen’ is afhankelijk van de context.

Het aantrekkelijke van deze theorie is dat ze niet enkel een verklaring biedt voor moeilijkheden zoals het niet herkennen van de betekenis van ambigue woorden in de context (woorden zoals regent, of kantelen, die naargelang de zin waarin ze voorkomen anders worden uitgesproken) maar ook voor een aantal onaangetaste en misschien wel superieure vaardigheden. Zo kan de goede prestatie van kinderen met autisme op de subtest blokpatronen van de WISC intelligentietest worden uitgelegd vanuit het feit dat ze onmiddellijk de afzonderlijke blokken waarnemen in de tekening en niet gehinderd worden door de 'gestalt'-waarneming van een globaal patroon. We hebben immers de neiging om globaal waar te nemen en verwaarlozen daardoor de details. Hoewel de centrale coherentieproblematiek rijkelijk gedocumenteerd is met klinische ervaringen is enige reserve toch ook hier aangewezen. De onderzoeksbevindingen zijn immers niet altijd eenduidig.

Conclusie

De cognitieve theorieën over autisme hebben ons een beter inzicht gegeven in de denkprocessen van mensen met deze handicap en in hun symptomatologie. Anderzijds blijven er veel onduidelijkheden en onopgeloste vragen. Op dit ogenblik is er geen enkele theorie die universeel en specifiek is en die erin slaagt om alle secundaire symptomen van het syndroom te verklaren. Wellicht bestaat een dergelijke theorie ook niet. Het lijkt er veeleer op dat we te maken hebben met een cluster van cognitieve tekorten, die al dan niet in interactie met elkaar aanleiding geven tot het fenotype dat we autisme noemen. Er is voor de wetenschappers nog heel wat werk aan de winkel: verder onderzoek met betrekking tot (de voorlopers van) 'theory of mind', executieve functies, centrale coherentie en alle interconnecties tussen deze cognitieve constructen is verder nodig. Tot nader order blijft autisme immers een puzzel die in belangrijke mate onopgelost is.