Bronnen | |
Jean Steyeart |
Er zijn vermoedens dat sommige virussen waarvan men weet dat ze schadelijk kunnen zijn voor de babyhersenen bij een klein aantal kinderen een rol spelen in het ontstaan van autisme. Er wordt ondermeer gedacht aan het CMV of cytomegalovirus, herpesvirussen, het rubellavirus en misschien zelfs het griepvirus. Zeker voor het eerste virus zijn er kinderen bij wie een herseninfectie het ontstaan van autisme voorafging.
Maar ook hierbij hebben we bedenkingen. Het virus is vooral schadelijk voor zuigelingen, dus kort vóór de leeftijd waarop een kind autisme ontwikkelt. Het verband is bovendien niet voldoende onderzocht bij grote groepen ongeselecteerde kinderen. Eigenlijk weten we het niet goed. Het enige vrij sterke argument dat in de richting van virale infecties wijst, is het verhaal van enkele kinderen bij wie zich het volgende voordeed. Op babyleeftijd was er niets aan de hand. Daarna kregen ze plots hoge koorts en werden ze erg ziek en slaperig. Vaak gingen ze in die periode motorisch tijdelijk achteruit. Onmiddellijk na dit acuut ziektebeeld kregen ze op zeer korte tijd alle kenmerken van autisme. Dit doet zich echter maar zelden voor en verloopt helemaal anders dan bij kinderen waarvan de ontwikkeling van taal en communicatie tussen één en drie jaar geleidelijk stilvalt om te eindigen in autisme. Maar het ziektebeeld suggereert wel dat een virale (hersen-) infectie een rol heeft gespeeld.
Copyright © Participate! 2024 | Woordenlijst Bibliografie Sitemap Privacyverklaring Français | By |