Participate!
Menu

Besluit

Kinderen blijken verbluffend talentvol en vindingrijk te zijn wanneer het erom gaat contact te maken met hun broer of zus met autisme. We zien ook hoe scherpzinnig ze omgaan met de problematiek en de onaangename gevolgen ervan, zoals het overweldigende van bepaalde gedragingen. Maar er is ook de schaamte ten opzichte van hun leeftijdsgenoten en soms een gebrek aan mogelijkheden om met het overwicht van hun broer of zus of de ernst van de stoornissen om te gaan.

Sommige kinderen slagen erin om zich succesvol aan te passen aan het leven met een broer of zus met autisme. Ze geven blijk van een toegenomen maturiteit, van mildheid, verlangen om plezier te doen en het kind bij de gezinsactiviteiten te betrekken, enz. Er zijn dus voldoende aanwijzingen om van een veerkracht te kunnen spreken. Bij andere kinderen stellen we een gedeeltelijke aanpassing vast, met enerzijds soms tekenen van parentificatie (opnemen van de ouderrol) en het gevoel in de steek gelaten te worden, maar anderzijds ook met positieve accenten zoals bijvoorbeeld samen plezier beleven. Sommige kinderen stellen zich dan weer te conformistisch op, gedragen zich als kleine volwassenen en geven blijk van extreme parentificatie. Sommigen nemen een te berustende houding aan, waarbij het uiten van negatieve gevoelens ten opzichte van de broer of zus wordt onderdrukt, of vervallen omgekeerd in overdreven confronterend gedrag. Kortom, ze vertonen gedrag dat onze aandacht verdient.

Uit het onderzoek blijkt dat het belangrijk is om de andere kinderen bij het therapeutisch proces van een kind met autisme te betrekken. Betrekken wil overigens niet zeggen dat de kinderen sowieso therapie moeten krijgen, maar wel dat rekening moet worden gehouden met hun aanwezigheid en hun eventuele behoeften. We moeten erop toezien dat elk kind in het gezin een geïndividualiseerde aanpak krijgt. We zijn ervan overtuigd dat deze benadering hoe dan ook zijn vruchten zal afwerpen, zowel voor het kind met autisme als voor de andere kinderen.